LEESTAFEL

 

 

 

naar overzicht leesstukken

    BIJ DEN ZEVENTIGSTEN VERJAARDAG VAN JACOB COENRAAD RITSEMA

De schilder vertelt uit zijn leven

  Jacob Coenraad Ritsema, de schilder, die den 10-den dezer de leeftijd der sterken bereikt, woont nog niet zoo heel lang in het Gooische schildersdorp en toen wij hem dezer dagen eens in zijn atelier te Laren opzochten, was een van onze eerste vragen dan ook haast van zelf: hoe kwam U er toch toe van Haarlem, Uw geboortestad, naar Laren te verhuizen?
   Ritsema, die zich in al zijn beweeglijke bedrijvigheid beijvert om het zijn nieuwsgierigen gast naar den zin te maken, staat even stil ....
  – Ze hebben me zelfs al eens gevraagd, wat ik hier eigenlijk kwam doen, maar dat was niet zoo kwaad bedoeld, als het lijkt. Er gaan er nu eenmaal regelmatig uit Laren weg en nieuwe komen er maar heel zelden bij.
   Ritsema had het natuurlijk over de schilders, want "gewone" burgers komen er in Laren natuurlijk regelmatig bij. Maar het is een niet te logenen waarheid, dat de schilderskolonie haast van jaar tot jaar krimpt.
  – Maar waarom zou ik niet in Laren zijn komen wonen? gaat de straks zeventig-jarige dan weer verder. We wilden buiten gaan wonen en hier hadden we al heel wat vrienden. Waarom zouden we dus niet?

 

Jacob Ritsema in zijn atelier

 

In het atelier van Wally Moes

  Inderdaad, Laren is nog steeds voor schilders als Ritsema een aantrekkelijk oord, al is er ook veel van de oude schoonheid verloren gegaan en een hartelijker vriendenkring dan hier zal men slechts zelden vinden.
  Ritsema vond hier ook een mooie woning met een zeldzaam ruim atelier in "Klein Lindenhof", dat de bekende schilderes-vertelster Wally Moes vele jaren geleden naast haar villa aan den Ouden Naarderweg liet bouwen. In dat atelier, waarin iedere hoek getuigt van de vitaliteit en de werklust van den schilder, ontving Ritsema ons en vertelde hij van zijn schildersleven, dat zoo rijk was aan ervaringen. En telkens weer springt hij op om iets te pakken, dat hij ons wil laten zien.
  We hooren eerst van zijn jeugd in Haarlem, waar zijn vader een drukkerij had in den tijd dat de lithografie in opkomst was. Als vooruitstrevend man trok de heer Ritsema Sr. naar het buitenland – Parijs en Düsseldorf – om daar kennis van die nieuwe techniek op te doen en zoo kwam hij in contact met den kunstenaarskring van Düsseldorf, wat later weer aanleiding werd, dat de zoon naar de Academie van die stad ging om daar te leeren teekenen.
  Reeds in het huis van zijn grootvader, die kunsthandelaar was, had Jacob Ritsema schilders als Gabriel, Mauve en de Haas leeren kennen en door al die relaties was wellicht de lust landschapschilder te worden ontstaan.
  – Ik leerde daar dus teekenen. Geschilderd heb ik nooit op de Academie, nooit in die vier jaren, dat ik daar was, vertelt Ritsema. D'r was wel een schildercursus, maar dat is niks voor een landschapschilder. Dat moet je met buiten-werken leeren!

 

 

Klein Lindenhof, atelierwoning van Jacob Ritsema te Laren
Met den grooten Gabriel den boer op

  Ook hooren we, hoe de jonge schilder bij den grooten Gabriel kwam en met dezen er overal in het land op uit trok.
  – Maar eerst moest ik er alleen voor hem op uit. Dat kwam doordat ik – Ritsema haalt met veel plezier die oude herinneringen op – voor ik naar Gabriel ging, nog een poosje met Moulijn, een neef van me, naar Drente ben geweest. Er bestond toen onder de jonge schilders zoo'n soort modetje het doek eerst zwart te maken en daarop te schilderen. Gabriel zag zoo'n doekje en vroeg direct met wie ik er op uit was geweest. Want dat ik dat niet van mezelf had, begreep 'ie zoo wel. En toen moest ik eerst maar eens een week of wat alleen naar Kortenhoef! Toen heb ik nog bij den ouden Beyer gelogeerd.
  In het najaar van 1888 kwam Ritsema bij Gabriel in Scheveningen, een paar maanden nadat de oude Mauve – die toch nog niet zoo oud was geworden – was overleden en ieder was toen nog vol van diens dood.
  – Ik herinner me nog heel goed, hoe Gabriel toen eens tegen den jongen Mauve, die nog maar een jongen was, zei: "Je vader was een knap schilder, daar zal je nog last genoeg van hebben."
  Eeerst trok Ritsema met zijn leermeester naar de Veluwe. Uit dien tijd weet hij nog menig smakelijk verhaal op te disschen, zooals dat van het boertje, dat hem toen hij later weer eens zelf met een leerling kwam, onmiddellijk herkende en uitriep: "Kijk 's vrouw, 't gaat dat knechtje van dien dooven schilder – dat was Gabriel – goed, hij werkt nu zelf al met een knechtje!"
  Dat zijn leuke herinneringen en zoo kan de a.s. jubilaris er vele vertellen, maar dat zou te ver voeren.

 

 

Een rijtoertje in de sjees van Chris Hamdorff
In Laren in de negentiger jaren

  – Was U met Gabriel ook in Laren? vroegen we, omdat een verhaal over het schildersdorp in de dagen van zijn komst ons natuurlijk in het bijzonder interesseerde.
  – Ja, een dag of vijf. Toen waren die Amerikaansche schilders hier en Offermans en Arine Hugenholtz. 'k Herinner me de oude herberg van Jan Hamdorff nog heel goed. Daar dronken we onder de linde onze biertjes en Tony Offermans noodigde ons nog op een rijtoertje in de oud-Hollandsche sjees van Chris Hamdorff. Daar hebben we toen gezellig mee door het Gooi geschommeld en vooral op den terugtocht ging het er vroolijk toe. Maar toen hadden we ook in Bussum aangelegd!
  De schilder vertelt dan ook eerlijk, dat Laren hem, nu hij er is komen wonen, wel een heel klein beetje is tegengevallen. Er is immers nog maar zoo heel weinig van het land van Mauve overgebleven!

 

 

Het gezin van Jacob Ritsema rond 1924
voor het ouderlijk huis van zijn vrouw
 te Kortenhoef      v.l.n.r. Alijda, Jacob,
Alijda ("Zus"), zittend voor: Coen

Op eigen beenen

  Na zoo een jaar of wat met Gabriel te hebben rondgetrokken, van Noord naar Zuid en van Oost naar West, begon Ritsema om zoo te zeggen voor zich zelf. Hij had een atelier in Haarlem en het duurde weer eenige jaren voor hij weer in de buurt van het Gooi kwam.
  Dat was omstreeks 1900, toen hij door Amsterdamsche relaties kennis maakte met een Duitschen schilder, Franz Hecht, die in 's Graveland woonde en Ritsema wist over te halen een poos met hem in Kortenhoef te gaan schilderen.
 –  't Zou een week of zes duren, maar het was er mooi en prettig. Ik leerde er een meisje kennen, dat later m'n vrouw werd en zoo werden die zes weken eenige jaren tot we trouwden en in Den Haag gingen wonen. Eerst woonde ik bij Beyer en later kochten we met Bernard van Beek en dokter Plantenga van mevrouw Mesdag het atelier op palen, dat er nu nog is als jeugdherberg. Plantenga zag daar wel een mazzeltje in en we hebben het later waarachtig nog goed verkocht ook!
  Verder rolt het verhaal, dat de schilder ons doet, en we hooren, hoe hij in den oorlogstijd met z'n vrouw uit Den Haag weer terugkwam, dit keer naar 's Graveland, waar hij zeven jaar heeft gewoond, om daarna weer naar Haarlem te gaan.

 

De gouden jaren

  – Dat was in de gouden jaren van Laren. Ik exposeerde er ook wel en toen werd er een boel verkocht. Als we bij Jan Hamdorff in de kroeg zaten kon je soms drinken zonder dat het je wat kostte, want ieder, die wat verkocht had, gaf een rondje en dan gaf Jan weer een rondje ....

  Ritsema's puntbaardje danst vroolijk op en neer bij al die herinneringen en hij vertelt er meteen bij, dat hij – ondanks alle veranderingen – toch blij is weer in Laren te zijn. "Je bent hier echt buiten en 't is hier best."
  En al pratende neemt hij ons mee door z'n atelier en de woonkamer, waar hij ons nog van alles laat zien: een paar doekjes van z'n leermeester Gabriel, waarbij eeen bijzonder fijn en uitvoerig geschilderd landschapje uit 1855.

 

 

Schets van P.J.C. Gabriel:
Jacob Ritsema aan het werk

Eeretentoonstelling in October


  – Zoo heeft de jongere generatie niet meer leeren schilderen, wijst Ritsema ons. Ik weet nog best hoe Gabriel dan zei: "Verd .... jullie jongens beginnen, waar ik uitschei". Later heeft Gabriel dat natuurlijk zelf ook weer over boord gegooid, maar je moet het toch eerst hebben om wat over boord te kunnen gooien.
  Dan zien we ook eigen werken, nieuwe en oude, waarbij zelfs nog zoo'n eerst zwart gemaakt doekje uit Drente, dat de schilder steeds bewaard heeft, omdat het zoo'n typisch interieurtje van een Armenhuis in Rolde geeft. En er is ook een grappige teekening, die Bauer maakte van Gabriel in een costuum uit den Directoiretijd op een bal-masqué bij de Mesdag's.   
 

 

Bij de opening van de eretentoonstelling voor Jacob Ritsema
in Hotel Hamdorff op 5 oktober 1940 overhandigt de Larense
schilder Schulman een boek met handtekeningen van collega's.
V.l.n.r. David Schulman, Jacobs zuster Coba Ritsema (een van
de beroemde Amsterdamse Joffers), zijn dochter Alijda, en de
gevierde schilder zelf.

     
Maar we moeten er een einde aan maken, al zou er nog heel veel te vertellen zijn: over de buitenlandsche kunstreizen, welke Ritsema maakte, vooral naar het romantische Bretagne, over z'n tentoonstellingen en de bekroningen – de Willink van Collen-prijs en de prijs van St. Lucas – en over z'n plannen om hard te werken voor de Eere-tentoonstelling, welke in October door de Gooische Schildersvereeninging zal worden ingericht. Maar daarvoor heeft Ritsema nog enkele verrassingen in petto, waarvan hij ons wel iet heeft laten zien, maar die toch verrassingen moeten blijven.
  Wij eindigen dus met de mededeeling, dat Ritsema zich om alleszins te billijken redenen op den dag van zijn verjaring, 10 Juni, door afwezigheid aan alle eventueel huldebetoon wil onttrekken.
   
 

Kerkinterieur te Tremalo, Bretagne
olieverf op doek 68x83 cm
particuliere collectie
tekst: Gooi- en Eemlander, 2 juni 1939
illustraties uit het archief van Heleen de Jonge - de Leur
  Naar de Jacob Ritsemazaal
naar de biografie
Meer over Coba Ritsema

www.mesdagvancalcar.nl , 15 december 2006, 15 mei 2009