LEESTAFEL

 

naar overzicht leesstukken

Dit artikel is in ingekorte vorm eerder verschenen in Kunst & Antiek Journaal augustus 2006 blz. 6

SCHILDERS VAN HET DEKKERSDUIN


Wie nu rondloopt in het Zeeheldenkwartier van Den Haag, kan zich niet voorstellen dat iets meer dan een eeuw geleden schilders er nog op uittrokken om hier buiten een mooie plek op het doek vast te leggen. In 1874 werd de zuidwestgrens van de bebouwing gevormd door de West Singel, waar Jacob Maris zijn atelier had. Dat was een gracht waar eens vijf hoge stellingmolens (zo een met halverwege een houten balustrade rondom) de stad voorzagen van gemalen koren en een imposante skyline. Van noord naar zuid heetten ze de Rode Haan, de Valk, het Heertje, de Zuidmolen, en de Ooievaar (Figuur 1). In de tweede helft van die eeuw verdwenen ze stilletjes, terwijl particuliere projectontwikkelaars onafzienbare woonwijken uit de grond stampten, zonder dat het gemeentebestuur zelfs maar invloed had op het stratenplan. De moderne tijd was begonnen. Aan de Laan van Meerdervoort, die eerst nog met een bocht het duingebied inliep, woonde voor korte tijd de schilder Taco Mesdag (1829 - 1902), broer van H.W. Mesdag. Later werd deze bocht omgedoopt in Groot Hertoginnelaan, en werd de Laan van Meerdervoort kaarsrecht doorgetrokken naar het zuidwesten. Het koningshuis liet ten behoeve van privé-inkomsten langzamerhand het hele duingebied erachter afgraven voor bouwzand, en het terrein zelf viel ten offer aan huizenbouw.

Figuur 1. P.C.La Fargue, 1757
De stellingmolens de Valk, het Heertje en de Zuidmolen
Oostblok en Vredespaleis
Maar goed, rond 1874 was het zo ver nog niet, en veel schilders dwaalden met hun schetsboeken, verfkistjes, en ezels door het Kleine Veentje, een tuinbouw- en weidegebied met talloze slootjes en kanalen dat zich vanaf de v.d.Spiegelstraat uitstrekte, zoals we uit de beschrijving van schilder en chroniqueur Zilcken opmaken (Figuur 2). Voor Jacob Maris (1837 - 1899) was dat de voordeur uit, letterlijk, en binnen een half uur kon hij lopend de duinen bereiken. Dat duin heette daar het Oostblok, of ook wel Dekkersduin, iets ten westen van waar nu het Vredespaleis staat. Het was al bezig te verdwijnen door afzanding, hoewel het tot het eind van de eeuw zou duren voor hier de herenhuizen van de wijk Duinoord zouden verrijzen. Als je er op klom kon je misschien wel de zee zien liggen, maar niet aan je voeten, want de kust was nog twee kilometer verder. Het water dat je wel aan je voeten zag was een kanaaltje, ook wel de Beek genoemd, dat evenwijdig aan de kustlijn door een al langer afgegraven duingebied stroomde, en dat door zijn karakter van begroeiing, bijvoorbeeld de wilgjes lang het water, weer aan de stadskant van het Dekkersduin deed denken. En als je vanaf het Dekkersduin naar de stad keek, zag je wat er nog restte van de rij korenmolens.

Figuur 2. Den Haag in 1874, de helft westelijk van Hofvijver
(de blauwe rechthoek midden rechts)
Cartografie Ministerie van Oorlog

 


Uitsnede figuur 3: Bij de Westermolens

 


Figuur 3. Den Haag vandaag

Het kaartje van figuur 3 is ongeveer een twintigste deel van de huidige stadsplattegrond van Den Haag. Het heeft dezelfde schaal (2,5 km breedte) en stand als het kaartje van figuur 2 van 1874. De grachtengordel die in dat jaar de buitenkant van de stad aftekende, is te herkennen aan het overeenkomstige patroon van blauwe streepjes. Heel Den Haag paste toen nog in zo'n blokje van 2,5 km !
Het straatje, of eigenlijk de kade in het centrum van Den Haag (zie uitsnede links), waar de molens stonden en waar Jacob Maris woonde, heet tegenwoordig piëteitvol "Bij de Westermolens". Vraag een Hagenaar de weg daar naar toe, en hij zal het antwoord schuldig blijven.
Afzanderij
Uit een analyse van de beeldelementen, in samenhang met een kaart van oud Den Haag, concluderen we dat Jacob Maris vermoedelijk op dit Dekkersduin heeft gestaan toen hij zijn opzetje voor het schilderij Slatuintjes schetste (Figuur 5). Aan de afbeelding is te zien dat hij een hoog standpunt had, ongeveer acht meter boven de weg op de voorgrond. Hij kan daarvoor niet op een bruggetje gestaan hebben. Dat zou trouwens een verkeerde voorgrond geven, niet boven de weg maar boven het water. Voorts moet de afstand tot de grote stellingmolen midden in het doek, met een hoogte van zo'n 50 meter, volgens perspectiefberekening een kleine duizend meter geweest zijn. Dat klopt met de plaats van de afzanderij aan het Oostblok, aan het eind van het kanaal dat recht op de straat "Bij de Westermolens" afstevent, precies in het verlengde daarvan. Dat kanaal heette toen de Afzanderijvaart, tegenwoordig de Koningin Emmakade-Waldeck Pyrmontkade (Figuur 4).

Figuur 4. Groeten van Haagse Harry. Afzanderijvaart rond 1900 tegenwoordig Koningin Emmakade en Waldeck Pyrmontkade
A.J. Marrenga-Stapff, Verdwenen windmolens in Zuid-Holand
Jacob Maris
Maris heeft in 1878 een schilderij gemaakt waarop vijf grote molens staan, drie daarvan stellingmolens langs eenzelfde gracht met drijvende boomstammen. Het lijkt er op dat dit geïnspireerd is door de ligging van de molens aan de westpunt van Den Haag halverwege de negentiende eeuw. Maar de stellingmolens aan de West Singel maalden graan, en de boomstammen in het water lagen om de hoek bij de houtzaagmolen, de Prins van Oranje aan de Veenkade. Zelf verklaarde Maris vaak dat hij zich niet verplicht voelde de werkelijkheid uit te beelden. De werkelijkheid was in 1878 trouwens nog sterker veranderd. Het is niet scherp gedocumenteerd wanneer die korenmolens individueel precies zijn afgebroken. Plattegronden uit de tweede helft van de negentiende eeuw zijn met elkaar in tegenspraak. Alleen van de Haan wordt vermeld dat hij tot 1904 dienst deed en rond 1910 is geslecht. Maar hoewel de geboren Hagenaar Maris ze in zijn jeugd gekend heeft, zijn de andere korenmolens zeer waarschijnlijk voor 1870 al verdwenen. De stellingmolen van de Slatuintjes blijkt dus de Haan te zijn. De kleinere molen, iets naar rechts, moet de moutmolen de Haas (verwarrende naam) zijn, die ten westen van de gracht stond waar Jacob aan woonde, en die tot ca. 1900 gemalen heeft.
De sfeer van de heiige verte verleent iets onwerkelijks aan de stad, al gaat Jacob niet zo ver als zijn broer Matthijs vooral in diens latere werk. Het seizoen moet vóór of achter in het jaar zijn: de koeien zijn afwezig in de wei en de wilgjes missen gebladerte. Het boertje doet iets vies in het water, gezien de schuimsporen. Een windkering van rietmatten of oude planken geeft beschutting aan het gewas. Alles is schetsmatig, details ontbreken, waardoor de vluchtigheid van de beleving wordt geaccentueerd.

Figuur 5. Jacob Maris, Slatuintjes
rond 1900 in het bezit van Taco Mesdag
en thans in het Gemeentemuseum Den Haag
Taco Mesdag
Taco Mesdag vond het een mooi schilderij. Hij woonde sinds zijn huwelijk nog steeds in de buurt van het Oostblok, maar dan een half uur lopen de zeekant uit, aan de Scheveningseweg, met zijn eveneens schilderende echtgenote Geesje van Calcar (1850 - 1936). De "Slatuintjes" was in het bezit van het echtpaar, in elk geval in 1895 en later. Maar hoeveel eerder? De origine wordt op 1878 geschat. Taco zelf heeft een schilderij op zijn naam staan met enkele overeenkomstige elementen: een kanaaltje met wilgjes, een boertje, een bootje. Hoewel Taco zeker geen schilder van het formaat van Jacob Maris is geweest, kan het toch geen imitatie genoemd worden. De plek lijkt ons het kanaaltje aan de Scheveningse kant van het Dekkersduin, en de kijkrichting is naar de zee, want je ziet de zeeduinen op de achtergrond. De boer doet iets anders, het standpunt is verschillend, het formaat liggend, en de atmosfeer niet heiig. De enige overeenkomst is eigenlijk de indruk die het landschap veroorzaakt. Maar dat was onvermijdelijk als je in die geliefde buurt ging zitten schilderen. Hoewel dit schilderij enkele jaren geleden in de kunsthandel onder de titel "Extended river landscape" is geveild, vermoeden we dat het geïdentificeerd moet worden als "Aan kanaal te Scheveningen", dat in 1892 bij Pictura in Groningen geëxposeerd is (Figuur 6). Op het eerste gezicht lijkt die naam evenmin van toepassing, omdat "kanaal" voor ons tegenwoordig het beeld oproept van Noordzeekanaal, Merwedekanaal. Het kan niet om hét Kanaal in Scheveningen gaan, want in de titel ontbreekt het lidwoord "het". Taco was er trouwens de man niet naar om een utilitair waterwerk uit te beelden. Sloten van die breedte werden misschien ook kanalen genoemd, want er is een aquarel van Maris met een variant van de Slatuintjes, dat in de National Gallery of Scotland in Edinburgh "Canal and Town" heet.

Figuur 6. Taco Mesdag, Aan kanaal te Scheveningen
particuliere collectie
Den Haag dichterbij
Maris heeft hetzelfde uitzicht op Den Haag nogmaals uitgebeeld op zijn onlangs weer geveilde doek "Landschap in de omgeving van Den Haag" (Figuur 7). Het tijdstip wordt geschat op veertien jaar later, 1892 : slatuintjes hebben plaats gemaakt voor bebouwing, en de wilgjes zijn hoger en breder geworden, zo wordt vermeld in de catalogus van de Maris-familie. Wij stellen als interpretatie voor, dat Jacob Maris nu afgedaald is naar de begane grond. Knotwilgen worden immers kunstmatig op vaste hoogte gehouden door ze regelmatig te snoeien, net boven het hoofd zodat men er onder door kan lopen, maar men ze nog net zonder ladder kan koppen. Je ziet op het schilderij de knotten nu boven de horizonlijn uitsteken, dus de schilder stond op de grond. De bebouwing was inderdaad opgerukt, in 1895 was dit hele gebied door het Zeeheldenkwartier verzwolgen. Maar wat we op het schilderij zien zijn niet de regelmatige blokken met nauwe straten die de projectontwikkelaars voor ogen stonden. De bebouwing die we ook al – in de verte – op de Slatuintjes ontwaren blijkt te bestaan uit de rommelige huisjes die volgens de plattegrond al lang buiten de singels aanwezig waren. Jacob Maris is dichter bij de molens gaan zitten. Hij is degene die is opgerukt, en veel eerder dan het veronderstelde jaar 1892, vermeld in de catalogus.

Figuur 7. Jacob Maris,
Landschap in de omgeving van Den Haag
Geesje van Calcar
Het Kleine Veentje en het Dekkersduin waren dus een geliefd onderwerp en veel schilders hebben er gewerkt, waaronder Taco's echtgenote Geesje van Calcar. Van haar is een pentekening bekend die ook bij het Oostblok tot stand gekomen moet zijn. Het betreft een onderdeel in de collectie "Reisgids Fop Smit & Co, geïllustreerd door Hollandsche Meesters, leden van Pulchri Studio", van 1896 (Figuur 8). Laat u niet op het verkeerde been zetten door "geïllustreerd". De reis gaat per stoomboot heen en weer tussen Rotterdam en Dordrecht, zonder het uitzicht over de slatuintjes dat Geesje u toont. Op de voorgrond ligt kennelijk het Dekkersduin, dat in 1896 trouwens al plaats gemaakt had voor de woonwijk Duinoord. De origine van de tekening moet dus ouder zijn dan het uitgavejaar van de Reisgids. De duinrug beneemt het zicht op de slatuintjes zelf. Al wordt de aandacht getrokken naar de uitsteeksels aan de gezichtseinder, het hoofdonderwerp van de pentekening is het duin.
Geesje heeft deze tekening gebruikt als uitgangspunt voor een zeer groot schilderij van 85 x 145 cm. De achtergrond is hetzelfde, maar de nadruk ligt op een fraai gedetailleerd duinprofiel op de voorgrond (zaal Rond Tuin en Duin).


Figuur 8. Geesje Mesdag-van Calcar, Silhouet Den Haag
Catalogusnummer G11, 19x24 cm, particuliere collectie

Jacobstoren
Zoals te verwachten is, blijkt Geesje van Calcar niet de enige die Den Haag vanuit dit perspectief geportretteerd heeft. Jan ten Compe heeft het al een keer geschilderd in 1746. Zijn standpunt is makkelijk te herkennen door links de Jacobstoren en rechts een rijtje stellingmolens. Vooral die toren links bij Geesje heeft ons in verwarring gebracht. Wie denkt er nou dat de Jacobstoren een tijd lang een scherpe spits heeft gedragen, in plaats van de huwelijkstaartfantasie die er oorspronkelijk op stond, en die in 1957 weer in ere hersteld is (Figuur 9). Zowel Ten Compe als Geesje van Calcar heeft overigens de hoogte van de Jacobstoren verschrikkelijk overdreven.
De kerk prominent in het midden van de pentekening is "zelfgebouwd" door Geesje. Geen enkele kerk, afgebeeld in "Waar kerkten zij?', vertoont hetzelfde profiel als op de tekening, behalve de torens – maar niet de kerk zelf – aan de Elandstraat. Die kerk lag sinds zijn ontstaan in 1892 trouwens ook al helemaal tussen de huizenblokken (Mededeling van de heer H. Schoonens). Geesje heeft die revolutiebouw zoals het genoemd werd niet weergegeven, maar in ruil daarvoor de onderzijde van de kerk van een fraaie uitwerking voorzien. Aan de rechterkant heeft de pentekening dezelfde twee molens als bij Jacob Maris, en ook zijn er in plaats van de blokken van het Zeeheldenkwartier de kleine huisjes zoals bij Maris. Op grond van perspectief-analyse concluderen we dat haar standpunt op hetzelfde duin is als van Maris, maar de blikrichting oostelijker. Dus "Dekkersduin met silhouet van Den Haag". De tekening lijkt enigszins in haast gemaakt: bijvoorbeeld de wieken van de grote molen liggen niet in elkaars verlengde. Enkele vage structuurtjes suggereren afstand, verte. In de rechterhoek zien we de schoorstenen van de gasfabriek, twee korte en twee lange. Een motief uit de attributendoos van de onstuitbaar voortschrijdende techniek, die door de schilders van de Haagse School verfoeid werd. Hoewel die gasfabriek behoudens de kleine verplaatsing in 1876 al dateert uit 1868, valt er op de Slatuintjes van Maris geen schoorsteenpijpje te bespeuren. Zowel Jacob Maris als Geesje van Calcar hebben Den Haag dus enigszins archaïserend weergegeven. De oprukkende industrialisering maakte het op den duur onmogelijk om zelfs met oogkleppen op te schilderen, en dat heeft de Haagse School tenslotte het land in gejaagd. Dat verlangen om de techniek te ontvluchten spreekt ons in de huidige tijd nog heel wel aan. Even weg van de autofiles, TV-spotjes en e-commerce.
  Terug naar Slatuintjes en Oostblok.

Figuur 9. Jacobstoren Den Haag

Rob en Winky Vetter

zie schilderijenzaal Rond Tuin en Duin


www.mesdagvancalcar.nl
, 15 september 2007, 1 februari 2011, 15 jan 2012